aan de hand van de macrofauna
tijdens het hemelvaartskamp van de NJN in mei 1994
INHOUD
-
Ontstaan......................................................................................... 2
-
Planten............................................................................................ 2
-
Vogels............................................................................................. 3
-
Insekten.........................................................................................3
-
Natuurontwikkeling en waterhuishouding...........................5
-
Biotische index..............................................................................6
-
Conclusie......................................................................................9
-
Waterkevers en waterkwaliteit........................................... 9
-
Literatuur....................................................................................11
-
Beschrijving van de monsterplaatsen................................12
Oude Venen, 'Alde Feanen' (Friesland)
Het
komende verslag gaat over een inventarisatie van macroinvertebraten door de
NJN District 2 in de 'Oude Venen'. In het Fries heet dit gebied 'De Alde Feanen'.
Inleiding
Sinds 1989 (en daarmee was 'It Fryske Gea' één van de eersten) wordt in de 'Alde
Feanen' nieuwe natuur gecreerd.
De bedoeling is om uiteindelijk in de 'Alde Feanen' en de omgeving hiervan de
otter uit te zetten. Hoewel de waterkwaliteit in de Oude Venen wel chemisch
gecontroleerd wordt is over de macrofauna nog weinig bekend. Vandaar dat District
II (Groningen en Drenthe) en District I (Friesland) van de Nederlandse
Jeugdbond van Natuurstudie met leden van de Herpetologische en Limnologische
WerkGroep (HLWG) geprobeerd hebben dit gebied
gedeeltelijk te
inventariseren op de macrofauna. Onder macrofauna wordt o.a. verstaan : platwormen,
bloedzuigers, slakken, haftelarven, libellelarven, muggelarven en
waterkevers. Vooral naar waterkevers is goed gekeken. Aan de hand van deze macrofauna
zou de waterkwaliteit in de verschillende gebieden (nieuwe natuur en
boezemwater) beoordeeld kunnen worden.
De
inventarisatie vond plaats van 12 tot 15 mei 1994 tijdens een waterbeestjeshemelvaartskamp.
Beschrijving
Dit
laagveengebied van 2700 hectare kennen de meesten wel uit hun jeugd. In dit
door vervening ontstane plassengebied spelen zich namelijk de avonturen af
van de gebroeders Klinkhamer met de Kameleon. Het gebied ligt in de gemeente
Smallingerland tussen Grouw en Eernewoude. In dit laatste plaatsje overnachtten
we bij het aanwezige ooievaars- en informatiecentrum. In Eernewoude is
namelijk een ooievaarsbuitenstation gevestigd met ongeveer 10 ooievaarsparen.
De bedoeling is om weer wilde ooievaars in de 'Alde Feanen' te krijgen.
Sinds 1980 zijn in totaal 65 ooievaarsjongen in het fokcentrum 'It Eibersheim'
groot gebracht.
Ontstaan van de Alde Feanen
Na
de laatste ijstijd, tijdens het Holoceen (ongeveer 9.000 jaar geleden) is hier
op natte plaatsen de veenvorming begonnen. De veenvorming gebeurde op de
tijdens het Pleistoceen achtergebleven zand- en leemgronden. De veenlagen,
bestaande uit riet, veenmos en zeggen waren een paar eeuwen geleden nog 3 meter
dik. Door het rijzen van de zeespiegel kwamen de veengronden onder N.A.P. te
liggen zodat het verdronken hoogveen laagveen werd. Het huidige gebied is
ontstaan door vervening die al vanaf de 16e (voor privé-gebruik) tot in de 19e
eeuw plaatsvond. De huidige 'Oude Venen' bevatten nog een aantal uitgeveende
plassen (de petten) waarbij de zetwallen (ook wel stripen of hagen genoemd)
nog aanwezig zijn. Op deze stripen lagen de turven te drogen. De door golfslag
(recreatievaart) veroorzaakte afslag zorgde voor het verdwijnen van de
stripen waardoor grote plassen ontstonden. Om de afkalving tegen te gaan
geldt voor boten een vaarsnelheidslimiet. Verdere afslag wordt tegenwoordig
tegengegaan door de stripen met medewerking van Provinciale Waterstaat te
versterken. Vooral bij het gebied 'Princedyk' is dit gebeurd. Het schijnt
dat vooral de 'Gieterse methode' van vervenen de oorzaak van de afslag is. Bij
de Gieterse methode werd relatief veel veen weggehaald waardoor de afslag meer
kans had. Door de afslag zijn veel landarbeiders en boeren maar van nood visser
of rietdekker geworden.
Planten
De
vegetatie op de zetwallen bestaat vaak uit blauwgraslanden. Blauwgraslanden
zijn schrale, 's winters natte en 's zomers hoogstens oppervlakkig uitdrogende
hooilanden. Blauwgraslanden bevatten o.a. blauwe zegge, wateraardbei, waterdrieblad,
waternavel, bruine snavelbies, parnassia, kleine valeriaan, brede en gevlekte
orchis, ruw walstro, blauwe knoop, Spaanse ruiter en kale jonker. De grassen
die in een blauwgrasland gevonden kunnen worden zijn: het pijpestrotje[1],
moerasstruisgras en de gestreepte witbol. Verlandende petten bevatten
krabbescheer (alleen in één sloot gezien door de auteur), mattenbies en riet.
Als de successie al ver gevorderd is ontstaat moerasbos. Boomsoorten die
daarin veel voorkwamen waren (zwarte) elzen en verscheidene wilgesoorten.
Deze soorten staan vaak langs de rand van de petgaten. Op veel plaatsen is al
moerasbos ontstaan met de bovengenoemde soorten.
De
aangetroffen waterplanten in het gebied hadden vaak drijvende bladeren zoals
gele plomp en waterlelie. De bodem en het water was te modderig, te troebel
voor echte waterplanten als waterpest en hoornblad. Het licht zou niet ver
genoeg door kunnen dringen in het water.
Vogels
In
dit gebied zijn in de afgelopen jaren de volgende vogels aangetroffen: kwak,
roerdomp (reiddomp), kiekendief, putter, goudvink, kemphaan, wulp, regenwulp,
putter, slobeend, bergeend, nijlgans, visdiefje, groenling, braamsluipers,
grasmus, purperreiger (in De Oude Venen zouden 9 paar purperreigers broeden),
ooievaar (Fries: 'Eibert'), bruine kiekendief, buizerd, velduil en torenvalk
(in het Fries: 'Reade Wikel'). Verder komen in de 'Oude Venen' voor en na het
broedseizoen grote hoeveelheden smienten, kolganzen (beide 30.000), brandganzen
(20.000) en trekkende kemphanen voor.
Amfibieën & Reptielen
Alleen
de (grote) groene en bruine kikker en salamanders, alsmede ringslangen worden
in dit gebied waargenomen.
Insekten
Tijdens
het kamp zijn de bosgoudvlieg, bonte zandoogjes en de Oranjetip waargenomen.
In het Wikelan zaten veel libellen en juffers. Onder andere werd de
Cordulia
aenea (Smaragdlibel) waargenomen. Dit is een algemene voorjaarssoort van
matig eutrofe ondiepe wateren. De soort is verder algemeen in laagveengebieden
en heidevennen. De
Brachyton pratense (glassnijder) is een typische voorjaarssoort
van brede sloten en vaarten in laagveenstreken en is vrij algemeen.
Libellula
quadrimaculata of Viervlek is een (algemene) soort van hoogveenmoerassen
maar komt ook voor bij gewone vijvers en plassen. Verder werd nog een
witsnuitlibel (
Leucorrhina pectoralis) gevangen. Leucorrhina's komen
vaak voor in beschutte bosrijke plaatsen in hoogveengebieden, veenmoerassen,
vennen en heiplassen.Maar
L. pectoralis wordt voornamelijk in laagveengebieden
gevangen. De soort is in Nederland vrij zeldzaam, hoewel er grote fluctuaties
zijn in de waargenomen aantallen door de jaren heen.
L. pectoralis is
plaatselijk talrijk. De laatste libellesoort is
Ischnura elegans (het
lampionnetje of blauwgatje) en is een zeer algemene juffer die in allerlei
wateren gevonden kan worden.
Zoogdieren
Naast
mollen, hazen, konijnen en egels komen in dit gebied ook nog veel reeën voor,
net als in de Peel. In een gebied dat zo moerasachtig is als de Oude Venen zou
je dat in eerste instantie niet verwachten. Het interessantst zijn de waarnemingen
van otters in dit gebied. Alle waarnemingen zijn van voor 1988. Voor dit zoogdier
is deze macroinventarisatie ook uitgevoerd. De bedoeling is om de otter door
natuurontwikkeling weer voldoende leefgebied te geven in de omgeving van de
Oude Venen.
Otters
Het
Otterstation te Leeuwarden heeft twee paartjes otters
(Lutra lutra) waarmee
verder gefokt wordt. De jongen van dit paartje moeten losgelaten worden in
het gebied 'De Oude Venen'. In 1988 zijn nog sporen van de laatste otters aangetroffen
in de Deelen en in de Oude Venen. De soort is nu vrijwel verdwenen uit
Nederland (de laatste waarneming van een otter was in 1991 in Limburg). En dat
terwijl in 1965 de otterstand nog op 300 dieren geschat werd. Op zich vormen
laagveengebieden met hun brede sloten, petgaten, plassen en meren een goed
biotoop voor Otters. Op verspreidingskaartjes van de otter in de periode
1982-1988 ligt dan ook een zwaartepunt van waarnemingen in Midden en
Zuid-Friesland (uit 'Atlas van Nederlandse zoogdieren'). In dit gebied zijn
daarom nu al extra waterpartijen aangelegd in de vorm van 'Nieuwe Natuur' waarbij
extra watergangen in voormalige landbouwgrond gegraven zijn. Hierdoor
worden eerder de minimale benodigde kilometers oever die een otter nodig heeft,
bereikt. Voor de herintroductie van de otter is veel rustig (vis)gebied nodig.
Daarom
moeten verlande petgaten uitgegraven worden voor de otter. Hierdoor ontstaat
weer diep water voor de vis en verdwijnt de verontreinigde grond die op de
bodem van de petgaten ligt. De verontreingingen bereiken via de opgegeten vis
ook de otter. Eén
natuurgebied zal waarschijnlijk te klein zijn om een territorium te vormen
voor de otter die 40 kilometer waterkant nodig heeft als voedselterritorium. Een
otterleefgebied zal dan moeten bestaan uit verbonden stukken natuurgebied. Een
vrouwtje kan vaak met een wat minder groot gebied toe. In de paartijd trekken
de otters veel. Een mannetje kan zo'n 25 kilometer op een nacht trekken. Over
een week kan dit in totaal 200 kilometer worden. Het verkeer kan dan zeker de
nodige slachtoffers eisen. Daarom zijn in Midden-Friesland al de nodige tunnels
aangelegd voor deze dieren.
De
otter is een viseter en is daardoor veel meer dan de in de Biesbosch succesvol
uitgezette bever (50 uitgezette exemplaren) afhankelijk van de
waterkwaliteit
van het gebied. Dit komt doordat de bever zijn voedsel minder uit het water
haalt. De bever is namelijk een planteneter en geen viseter zoals de otter. De
otter zal daardoor veel eerder last van vervuild water hebben. Vandaar dat alle
gegevens over de kwaliteit van het water interessant zijn voor het otterstation.
Recreatie
Landschappelijk
en recreatief zijn 'De Oude Venen' van grote betekenis. Het grootste gedeelte
is vrij toegankelijk voor de watersport. Enkele dichtgegroeide petgaten zijn
vanwege hun ornithologische (aalscholverkolonie) en botanische waarde
(blauwgrasland) afgesloten.
Niet
alles in het gebied is eigendom van 'It Fryske Gea'. Ook particulieren hebben
nog stukken grond in het natuurgebied 'De Alde Feanen' liggen. Het ontgraven
laagveen is 2500 hectare groot, waarvan 1500 hectare in beheer is van 'It
Fryske Gea'.
Natuurontwikkeling en waterhuishoudingNatuurontwikkeling
en waterhuishouding
Aan
de zuidwestkant (achter de percelen 'De Koai' en 'Cuba') zijn in 1989 een
groot aantal percelen vergraven en omgevormd tot een geschikt otterbiotoop. Dit
werd gedaan door veel watergangen in het gebied te graven. Dichter bij het ooievaarsstation
is dit ook gebeurd. Lytsemar en de gebieden langs de Feantersdijk zijn ook
'nieuwe natuur'. De meeste gebieden hebben nu een eigen waterhuishouding, geïsoleerd
van het verontreinigde en volledig open boezemwater waar pleziervaart en
landbouw gewoon hun invloed op hebben. Vaak heeft deze isolatie zeer goede
gevolgen gehad voor de waterkwaliteit.
In
het gebied treedt ook kwel op. Om de kwaliteit van dit kwelwater te verbeteren
is landbouwgrond 'stroomopwaarts' van het grondwater opgekocht. Hierdoor zal
deze kwel schoner het natuurgebied 'De Alde Feanen' in stromen. Sommige omwonenden
hadden hier problemen mee. Het was onterecht dat aan die paar (mogelijke)
otters zoveel belang gehecht werd. Het was nu toch ook al een mooi natuurgebied
... ?
Fjirtich Med
Het
waterpeil in de polder 'Fjirtich Med' wordt bewust hoog gehouden om het
rietland voor uitdroging te behoeden. Behalve kwel en regenwater wordt ook boezemwater
ingebracht. Dit komt de waterkwaliteit niet ten goed maar is wel noodzakelijk
voor een goede rietopbrengst. Het niveauverschil is goed te zien tussen een
naastgelegen poldersloot en de greppels in het 'Veertig Med' gebied. Het
waterniveau verschilt soms wel 30 centimeter. Niettemin komt de krabbescheer,
een goede indicator-plant, nog wel in kleine aantallen in het gebied voor.
Beschrijving van de belangrijkste gebiedenBeschrijving
van de belangrijkste gebieden
De Princehof is de eerste
grote aankoop van It Fryske Gea. Het is aangekocht na een grote
inzamelingsactie in 1934 (ten tijde van de crisisjaren!) en ligt ten zuiden
van Folkertsloot.
De Wydlannen is een ten
westen van het Princehof gelegen zomerpolder en heeft gedeeltelijk nog een
blauwgraslandvegetatie. Het is een restant van de in deze omgeving vroeger
veel voorkomende uitgestrekte onbemeste hooilanden. Doel van het beheer is het
grasland te regenereren. De polder trekt in de winter grote aantallen wilde
ganzen. Sinds 1958 wordt het reservaatsgebied door aankopen en legaten steeds
groter.
Rengerspolle ligt in een
zuidwesthoek van de Wydlannen, waar De Rengerspoll door een vaart van
gescheiden is. Het is oorspronkelijk opgespoten en begroeid geraakt terrein
van de Wydlannen. Het ligt tegen de Graft (Greft) aan. Dit terrein was bestemd
als vogelbos en gedeeltelijk voor de recreatie. Door onoplettendheid van
bezoekers is dit bos in 1957 en in 1959 afgebrand. Dit gebied is aangekocht in
1944. Op deze dagrecreatie-plaats bevindt zich ook de aanlegplaats voor de
rondvaartboot. Hier zijn overnachtingen met tent toegestaan.
Saiterpetten e.o. dateert
uit 1937 en daarboven ligt Lytse Saiter wat een onder water gezette
polder is ten noorden van de Saiterpetten. Hier moet moeras gevormd
worden. Een Saiter is een soort zomerboerderij.
Fjirtich Med, oftewel
Veertig Med (een med is ongeveer een halve hectare) is een deelgebied van (de
naam zegt het dus al) ongeveer 20 hectare groot en ligt vlak bij het
bezoekerscentrum en ooievaarsstation de 'Eibert'.
Biotische index
De
waterkwaliteit is bepaald volgens de biotische index van N. De Pauw en R. Vannevel.
Deze, oorspronkelijk voor stromend water ontwikkelde, maat voor de
waterkwaliteit is afhankelijk van de hoeveelheid verschillende soorten grotere
ongewervelde waterdieren en zegt vooral wat over het zuurstofgehalte van
het water. Het is met deze methode echter moeilijk om verschillende watertypen
te vergelijken. Verder is de bepaling van de biotische index hier niet zo
betrouwbaar omdat niet naar alle organismen even goed gekeken is. Ook verschillen
de monsterpunten in compleetheid van de inventarisatie. Per punt is ook niet
even lang en met dezelfde kennis van zaken gemonsterd.
De
biotische index kent de volgende 5 klassen:
10-9
: Geen tot zeer geringe verontreiniging, zeer goede kwaliteit
8-7
: Weinig verontreiniging, goede kwaliteit
6-5
: Matige verontreiniging, matige kwaliteit
4-3
: Zware verontreiniging, slechte kwaliteit
2-0
: Zeer zware verontreiniging, zeer slechte kwaliteit
De
klasse 10-9 komt in Nederland vrijwel niet meer voor. Een 8 moet al als zeer
hoog beschouwd worden.
Waterkevers
Tijdens
het vangen van de macrofauna is vooral goed gekeken naar de verschillende
waterkevers. De hieronder volgende lijst bevat waterkeversoorten die
interessant zijn vanwege hun zeldzaamheid of karakteristieke voorkomen in laagveenmoerassen.
De bijlage bevat een overzicht van de zeven monsterpunten met hun
waterkeverfauna en een overzicht van de gevonden macrofauna per monsterpunt.
Haliplus fulvus
(Een watertreder)
Deze
soort is weinig algemeen in heel Nederland. Niet zeer zeldzaam dus, maar toch
is dit op zich wel de meest bijzondere vondst. Haliplus fulvus komt voor
in grotere mesotrofe stilstaande wateren, waarin hij echter niet gevangen is
(Drost & Cuppen 1992). De kever eet kleine waterdieren en algen. De soort
werd hier gevangen in een sloot bij de Veenweg bij monsterpunt 5 en het betrof
één verdwaald (?) exemplaar. 'De Alde Feanen' lijken echter wel geschikt voor
deze soort die in grotere mesotrofe veenplassen voorkomt.
Hydrovatus cuspidatus
Vrij
zeldzaam door het hele land, met de meeste vindplaatsen in het haf en in het
fluviatiele district. Na een lange afwezigheid wordt de soort sedert 1970 op
steeds meer plaatsen gevonden. Hij leeft in eutrofe, grotere, permanente wateren,
vaak tussen wortels van moerasplanten als riet, lisdodde, egelskop en zwanebloem,
of gewoon in de modder.
Zowel
larven als volwassen dieren kunnen worden verzameld door wortelkluiten uit te
spoelen (Drost & Cuppen 1992).
Hier
gevangen in een veenprutsloot (Monsterpunt F2 (of 3)) en in een pet gat
(Monsterpunt E; langs de weg). De kevers zijn gewoon gevangen met een keukenzeef
en niet door de wortels uit te spoelen. Hydrovatus cuspidatus is zeker
niet zeldzaam in Noord-Holland en heeft daar zeer veel vindplaatsen. De
kevers zijn gevonden door stevig te poeren in de oevervegetatie in het water.
Hydroporus neglectus
Vrij
zeldzaam in Nederland, in het westen zeer zeldzaam, behalve in sommige
laagveengebieden. Acidobiont (Zuurminnend). De kever komt uitsluitend in zure
biotopen voor zoals moerassen, verlande sloten en bospoeltjes (Drost et all.
1992). Op vijf van de zeven door Barend van Maanen gemonsterde plaatsen gevangen.
Wel een typische soort voor zulke habitats als laagveengebieden.
Hydroporus scalesianus
Vrij
zeldzaam, Acidofiel. In verlandende wateren of oeverzones van oligo-mesotrofe
of mesotrofe wateren. Vooral in veenmmosrietlanden en zegge moerassen, maar
ook gevangen in tamelijk entrofe rietmoerassen (Drost et all. 1992).
Gevangen
in het veenmosmoeraslandje achter de kampeerboerderij (F0). Het monsterpunt
F0 is een veenmosrietland hetgeen een typische habitat is voor deze leuke
soort.
Verder
in de monsterpunten (E) en (A2). Zie ook de kaart.
Agabus unguicularis
Zeldzaam,
in het noorden iets gewoner, Acidofiel.
In
kwel-moerassen of verlandende wateren, veenmosrietland, slootjes, duinplassen
met veel grof organisch materiaal (Drost 1992).
Met
Dryops anglicanus en Haliplus fulvus voor dit gebied de zeldzaamste
soort. Slechts één exemplaar is in het petgat (E) gevangen. Op de bodem lag
een dikke laag organisch materiaal.
Hydraena palustris
Zeldzame
maar wijdverbreide soort. In stilstaande, permanente en semi-permanente
wateren met een rijke emergente vegetatie met accumulatie van grof organisch
materiaal zoals verlandende sloten in klei en laagveen gebieden, moerassen en
langs verlandende oevers van grotere plassen. De soort prefereert kwelmilieus
die ook wel in de Oude Venen aanwezig zijn. Mijdt sterk zure of brakke wateren
(Drost 1992).
Wel
al bekend van Friesland (Cuppen 1993), maar is het is toch een interessante vondst.
Op beide plaatsen tussen organisch afval gevangen in een veenmosrietland (F0)
en in riet afval (A2). Dit komt overeen met de voorkeur van Hydraena palustris
die graag voorkomt op plaatsen met een accumulatie van grof organisch materiaal.
Limnebius aluta
In
heel Nederland vrij zeldzaam, Acidofiel. Bewoner van bospoelen, moerassen
(met name veenmosrietland), moerassige slootoevers en oevers van voedselrijke
vennen. Wordt door zijn geringe grootte (1-1.2 mm) gemakkelijk over het hoofd
gezien (Drost & Cuppen 1992).
Gevangen
in veenmosrietland achter de kampeerboerderij (F0) en tussen rietafval iets
verderop (F1) van een veenplas/petgat.
Hydrochara caraboides (kleine
spinnende watertor)
Grote
soort. Buiten het laagveengebied van West-Nederland zeldzaam, voor 1950 vrij
algemeen. Hoofdzakelijk in het klei en veengebied van West-Nederland. Daarbuiten
zeldzaam. Prefereert tamelijk voedselrijk, vegetatierijk, permanente stilstaande
wateren. Komt ook in sloten voor met een dikke laag reducerende modder (Drost
1992). Eén exemplaar werd gevangen aan het einde van de Veenweg in een
moerasje (monsterpunt 6, Hospers A2) in een petgat. Gezien de gelijkenis met
de genoemde West-Nederlandse laagveengebieden was de soort wel te verwachten
in 'De Oude Venen'. Toch werd de soort pas de laatste dag gevangen en maar één
maal één exemplaar.
Dryops anglicanus
Verspreid
en zeldzaam. Voorkomend in mesotrofe kwelmilieus, zoals veenmosrietlanden, trilvenen
en mesotrofe broekbossen (Drost & Cuppen 1992). Erg leuke vondst, gevangen
in het veenmosrietland achter het ooievaarsstation bij monsterpunt 1.
Conclusie
De
'Alde Feanen' is een typisch laagveengebied vergelijkbaar met bijvoorbeeld de
Nieuwkoopse plassen, de Wieden of de Weerribben. Vooral het veenmosrietland achter
het ooievaarsstation 'It Eibersheim' (monsterpunt 1) heeft bijzondere waterkevers.
Ook de interessante waterkevers van dit soort habitats ontbreken niet.
Soorten die gevonden zijn en in zulke laagveengebieden thuis horen zijn Hydroporus
neglectus en Hydroporus scalesianus. De waterkevergemeenschap van
temporaire moerassen en verlandingssituaties (waaronder ook sterk verlande
laagveenmoerassen vallen) bevat echter veel typische laagveensoorten die zeer
zeldzaam zijn en dan ook niet tijdens deze inventarisatie gevangen zijn.
Waterkevers en waterkwaliteitWaterkevers en waterkwaliteit
Het
is moeilijk iets te zeggen over de waterkwaliteit. Een monsterpunt als het
veenmosrietland (monsterpunt 1) achter het ooievaarsstation zal namelijk
behoorlijk geïsoleerd liggen van vervuilende invloeden. Uit dit - wat waterbeheer
betreft - geïsoleerde monsterpunt blijkt wel dat met isolatie van bepaalde
gebieden erg leuke resultaten behaald kunnen worden. Dit is ook al eerder
gebleken bij een zuidwestelijk deel van de Oude Venen. Voor niet-geïsoleerde
gedeelten zal via de grote vaarten het vervuilde water via een korte omweg
toch weer terug in de gebieden stromen.
Het
water in dit veenmosrietland zal voornamelijk afkomstig zijn van regen en kwel,
zodat de waterkwaliteit goed is, wat wel blijkt uit het voorkomen van zeldzame
soorten. It Fryske Gea zal echter meer geïnteresseerd zijn in de kwaliteit
van grotere wateren die veel meer afhankelijk zijn van het waterbeheer. De
kwaliteit van deze wateren is moeilijk te bepalen aan de hand van de
waterkeverfauna, omdat ze niet het geschikte habitat vormen voor de meeste
soorten. Waterkevers houden van kleine beschutte wateren. Waterkwaliteitsbepaling
hiervan kan beter op grond van waterkever-, mugge- en libellelarven e.d. gebeuren.
Deze macrofauna is minder mobiel en zal dus een betere weerspiegeling vormen
van de waterkwaliteit. Verder is geen literatuur gevonden waarbij een duidelijke
relatie was tussen waterkwaliteit en waterkevers. Een goede analyse over de
waterkwaliteit ontbreekt hierdoor.
In
de grotere diepere wateren waar wel gemonsterd is was juist weinig tot niets
aan macrofauna te vinden. Dit kan te wijten zijn aan een slecht habitat en aan
een slechte waterkwaliteit. Voor determinatie van watermijten, watervlooien,
hafte- en libellelarven was pas laat op het kamp voldoende kennis beschikbaar.
Vandaar dat deze gegevens voor een aantal monsterpunten onbreken. Op grond van
deze waarnemingen is het moeilijk iets over de waterkwaliteit in de grote boezemwateren
te zeggen. In de nieuwe natuurgebieden zijn wel op sommige plaatsen veel
kleine visjes aangetroffen in vrij grote plassen in onder andere het Wikelslan.
Het meest interessant was nog het veenmosrietland achter het bezoekerscentrum,
een petgat bij Earnewarre en een oude, gewone boerensloot bij de Jan Durkspolder
waar o.a. veel staafwantsen en waterschorpioenen gevonden werden.
Biotische index
Ook
is de biotische index toegepast ondanks de nadelen die aan dit systeem zitten.
Het blijkt dat de waterkwaliteit nogal verschilt. Hele grote waterplassen
scoren slecht, mede doordat dit geen habitat is voor macrofauna. Ook hele
kleine ondiepe tijdelijke poeltjes met stilstaand water scoren in deze index
niet goed. Verrassend is dat de petgaten van Fjirtich Med er zo goed vanaf komen.
De biotische index bedroeg een 9 wat erg hoog is. Voor de rietteelt wordt
immers boezemwater in het gebied gepompt. Een oorzaak kan zijn dat hier alle
monsterpunten samengevoegd zijn in een lijst voor het petgat zodat de
monsterintensiteit voor de petgaten hoog ligt vergeleken met de andere monsterpunten.
De boerensloot van de Jan Durkspolder bevatte veel waterplanten en
macrofauna zodat een hoge score te verwachten viel (een biotische index van 8).
Planten en waterkwaliteit
Om
de waterkwaliteit te onderzoeken was het misschien handiger geweest om ook de
waterplanten mee te nemen. Waarschijnlijk zou dit echter niet veel extra
opgeleverd hebben. Het water was niet helder zodat het licht de bodem niet
bereikt. Dit bemoeilijkt de komst van planten die op de drabberige slootbodem moeten
ontkiemen. Alleen wortelstokplanten als waterlelies en gele plomp waren soms
talrijk. Maar Potamogetons (fonteinkruiden) en aarvederkruiden,
waterranonkels (Ranonculus) en Chara's, kranswieren en krabbescheer
zijn (vrijwel) niet gezien, net als hoornblad en waterpest. De vraag is dan
ook of met waterplanten een goede waterkwaliteitsanalyse gemaakt had kunnen
worden. De kranswieren die van dit gebied bekend zijn uit de literatuur (Verspreiding
van Kranswieren in Nederland, Coops 1994) zijn Nitella flexis en Chara
globularis. Beide kranswieren komen met name voor in matig harde en zachte
wateren voor. De concentratie bedraagt dan ongeveer 1-2 mmol HCO3-.
Boezemwater
Vrijwel
de hele provincie Friesland behoort tot één waterhuishoudkundige eenheid: de
Friese boezem. In het centrale gebied, het zogenaamde Lage Midden, bestaande
uit laagveengronden die merendeels beneden NAP liggen en waarin de kwelinvloed
vanuit het oostelijke pleistocene gebied merkbaar is, worden de meeste
kranswieren gevonden. 's Zomers vindt inlaat van IJsselmeerwater plaats voor
peilhandhaving en doorspoeling. Dit water is afkomstig uit de grote rivieren. Dit
harde Rijnwater is carbonaatrijk en daar kunnen planten als krabbescheer niet
tegen. Het hoge bicarbonaat-gehalte heeft versnelde afbraak van plantenresten
tot gevolg wat tot eutrofieering leidt. Tijdens de onderzochte periode
is deze plant dan ook vrijwel niet gezien.
Hierdoor
is de waterkwaliteit van het boezemwater wel een probleem. In de grotere
wateren werd ook minder macrofauna gevangen. Dit komt mede doordat de grotere
wateren een minder geschikt habitat voor veel macrofauna vormt.
Op
sommige plekken 'nieuwe natuur' lag een groene algenlaag op het water wat wijst
op hoge stikstofconcentraties. Dit was dan ook vaak voormalige landbouwgrond.
In de greppels groeiden vaak riet en pitrus.
André
H
Barend
van M
André
van N
LiteratuurLiteratuur
'De
waterkevers van Nederland', KNNV No 55, (Drost, Cuppen 1992)
'Van
Oerd tot mokkebank', S.J. van der Molen, It Fryske Gea 1930 -1975
'Atlas
van de Nederlandse zoogdieren', S.Broekhuisen et. al. KNNV 1992
It
Fryske Gea 'Zestig jaar natuurbescherming', 1990, Drachten
Handboek
Natuurmonumenten 1991, Vereniging
tot behoud van Natuurmonumenten 's-Graveland
'Overzichtskaart
Oude Venen', It Fyske Gea
'Waterplanten
en waterkwaliteit', F.H. Bloemendaal & J.G. Roelofs
'Verspreiding
van Kranswieren in Nederland' E. Nat 1994, Riza en VU Amsterdam
'Macro-Invertebraten
en waterkwaliteit' N. De Pauw en R. Vannevel 1991
Bedankt worden:
Voor
dit onderzoek bedank ik Nico Minnema (beheerder It Eibersheim) voor onderdak,
overnachting en het leveren van de kaarten. Verder ook nog de excursieleiders
en met name Barend, André en David. Verder nog de rest van de kampcommissie
voor de organisatie en André en Steven voor het doornemen van de tekst.
André H
Codering
Waterkeverschema
In
het waterkeverschema zijn de monsterpunten genummerd van 1 t/m 7. Deze 7
monsterpunten komen respectievelijk overeen met de monsterbuisjes B(arend) 425
t/m 431. Zelf heb ik elk gebied een letter toegekend en elk monsterpunt in dat
gebied kreeg een nummer. Monsterpunt nummer 2 in Lytsemar (Lettercode D) heet
dan ook DII.
Vindplaatsen bij het
waterkeveroverzicht
No,
Barend, Hospers Amersfoort cooordinaat
1
= 425 F0, Eerst monsterpunt in moerasje pal
achter 'It Eibersheim' 191.48-572.48
2
=
426 F1, Tweede monsterpunt over het voetpad,
in groot bosven 191.87-572.49
3
= 427 F2, Bij richtingaanwijzer 'kuierpad',
op een kruising 192.02-572.40
4
= 428 F3, Bij witte huisje in westhoek van
Wikelslan, bij wandelroute 191.83-572.85
5
= 429 F4, Over de sloot in woeste grond
tussen veenweg en 'Earnsleat'. 191.77-572.82
6
= 430 E , Einde veenweg (bij
Earnewarre/-sleat) lag moerasje aan de oostkant 191.49-573.42
7
= 431 A2, Bij S-bocht Fjirtich Med in,
vlakbij 'Ds. van der Veenweg'. 191.65-527.31
Beschrijving van alle monsterpuntenBeschrijving van alle
monsterpunten
Codering volgens Hospers.
Een
monstergebied wordt volgens deze codering herkend door de eerste letter (elk
monstergebied heeft een eigen letter gekregen) en na de letter een monsternummer
die het volgnummer aangeeft. Dit nummer geeft dus aan op hoeveel plaatsen in
het gebied monsters genomen zijn.
A
Fjirtich Med, eerste plas dicht bij ooievaarsstation I & II
B
Tweede plas in Fjirtich med, I & II
C
Neeltjesmuoisgat, midden in het De Oude Venen
D
Lytsemar, bij Eernewoude (kleine meer) I, II
E
Monsterpunt in trilveenmoeras tussen Earnewarre, Earnesleat en Ds Van der
Veenweg
F
Monsterpunten vlak bij voorlichtingscentrum 'De Reidplum' en 'It Eibersheim'
in 'Wikelslan'
G
Jan Durkspolder, langs en bij de 'Alde Geau' (=een waterweg), I & II
H
Wikelslan (Torenvalk) ten noorden van Eernewoude I, II
I
Sanemar, Zandmeer I, II, III
Vrijwel
alle monsterpunten zijn vrij ondiep (< 1m), en bevatten (soms beperkt)
vlooien en vlokreeften. Slechts één petgat bevatte helder water. Deze lag in
het gebied Fjirtich Med. Waterplanten waren afwezig of zeldzaam. Vaak was het
dan nog plomp of waterlelie. Fonteinkruiden en waterpest zijn door ons niet
aangetroffen.
De
natuurontwikkelingsgebieden hebben een hoog waterpeil. De 'Lytse Saiter polder'
is zelfs weer helemaal onder water gezet voor moerasvorming. De nieuwe
natuurgebieden zijn gedeeltelijk onbegroeid. De plantengroei bestaat met name
uit Pitrus, alg, fioringras, riet. Zeggen (Carex) waar niet talrijk
aanwezig.
Monsterpunten
A 1, Fjirtich-Med
(Een
oppervlakte maat), hier wordt het eerste petgat geinventariseerd
'A';
AC 191.5-572.5 of SBB 11-13-32-33
Biotische index 9
Cordulia aenea (smaragdlibel)
vlokreeft
5
waterpissebed
Asellus aquaticus 15
Zoetwatergarnaal
4
kiezelalg
larve
Erythromma najas
larve
Sympetrum spec
hafte
larve Patamus luteus
Grote
diepslak 4
Grote
poelslak 1 Lymnaea stagnalis
larve
van de modder kever 6
bootsmannetjes
7
watervlo
veel
Cendrophillum lutelum 1
twee
kokerjuffers met gras
Physa fontinalis (bronblaashorenslak)
Anisoptera larve
veel
vlokreeftjes
grote
diepslak 3
gewone
poelslak 1 Lymnaea stagnalis
gewone
hoornschaal Sphaerium corneum
draaikolkschijfhoren
Anisus vortex
witte
schijfhoren slak Gyraulus albus
haftelarve
5
Zygoptera larve 2
bootsmannetjes
2
kokerjuffer
II spec, gemaakt van zand
A2
Zondag
15 mei 1994 Fjirtich Med, Monsterpunt ligt schuin links tegenover het
ooievaarstation, In die S-bocht.
Ondiepe
rietpoeltjes. (B431)
(
AC 191.65 - 572.31)
Biotische index - (Te
weinig waarnemingen)
Hydroperus striola 1
Hydroperus scalesianus
1
Hydroperus neglectus
2
Hydraena palustris 1
vrouwtje
Cercyon convexiusculus 2
Chaetharthia seminulum 1
Anacaena globulus 1
Anacaena lutescens 3
B I , Fjertig Med,
naar
een tweede petgat
AmsCoord
191.3-572.8 of SBB 11-13-32-22
Vrijdag
14 mei, determinatie Hajo en Nicole
Biotische index 5
Grote
diepslak Bithynia tentaculata 20
Gewone
poelslak Lymnaea stagnalis 7
kleine
snoekjes
bloedzuiger
(Erpobdella octaulata achtogige bloedegel, vrij algemeen)
bootsmannetjes
Notonecta spec
veel
zoetwaterpissebedden
vlokreeftjes
B II in Fjitich Med
Fjirtich
Med, het tweede petgat, Determ. Barend
Amersfoortcooordinaat:190,5-572.2,
Vrijdag 14 mei 1995
Plantengroei
: --
diepte
: Bijzondere aan dit monsterpunt was de helderheid van het water. Het is het
enige monsterpunt met helder water.
Biotische index 9
larve
van de geelgerande watertor Dytiscus
vlokreeften
en watervlooien
Hyphydrus ovatus eironde
watertor
Anisus vortex draaikolk
schijfhorenslak
gewone
water pissebed Asellus aquaticus
kokerjuffers
7 maal, drie soorten
Sigara striata 2
Graphoderus
of Acilius roofkever larve
Ischnura elegans Lantaarntje
Valvata piscinalis vijverpluimdrager
Grote
diepslak Bithynia tentaculata
Witte
schijfhorenslak Gyraulus albus
Lymnaea stagnalis (gewone
poelslak)
Physa fontinalis
C, Neeltjesmuoisgat
Excursies Leendert en Hajo
met bootje
Naam Plaats Neeltjes gat,
midden in de venen plaats 'C'
Zaterdag
14 mei 1994
Oppervlak Beperkt
toegankelijk voor boten met geringe diepte
Biotische index 6
bootsmannetje
kokerjuffer
Oorvormige
poelslak Radix auricularia
posthorenslak
6
grote
diep slakken Bithynia tentaculata
eironde
watertor Hyphydrus ovatus
draaikolkschijfhoren
Anisus vortex 4
Lymofylis marmoratus (Een
kokerjuffer)
Ischnura elgeans larve
Lantaarntje
Glossiphonia herroclyta (Een
bloedzuiger)
D1 Lytsemar Vrijdag
13 mei 1994
Naam
plaats: Lytsemar of 'Klein meer'. Vlak na de camping 'It Wiiedde',
langs het fietspad. In het gebied zelf (Lytsemar) konden we niet komen door
een brede sloot. In deze brede sloot is langs de rand gevangen.
Amersfoortcooordinaat:
192,3 - 570,6
Plantengroei
: Pitrus, De overkant liet zien dat de sloten vrij recente gegraven sloten
waren. Hier waren ook enkele pollen met zeggen. De Lytsemar was een nog al
recent omgegooid en vergraven terrein. De begroeing was vrijwel afwezig. De
wel aanwezige begroeiing was pitrus met gras (kweek, fiorin?).
Diepte,Breedte
: 40 cm, 4 m. De modder begon al snel onder de waterspiegel. De ondergrond
was een slappe veenbodem.
Biotische index 5
Grote
diepslak (Bithynia tentaculata)
Watertreder
(Haliplus spec) 2
Haftelarve
Cloeon spec 2
Vlokreeft
10 Gammarus spec
waterpissebed
10 Asellus spec
Haftelarve
spec 5
draaikolk
schijfhorenslak Anisus vortex
witte
muggelarve ?
waterwants
(Cymatia)
Spinnnend
watertorretje (Hydrochara caraboides)
watermijten
met roodkruis (15)
D
II Lytsemar Vrijdag 13 mei
Dit
punt bevindt zich iets verder op, in de luwte van een bosje.
Dit
monsterpunt van de grenssloot bevatte veel kikkervisjes, en was ongeveer 40 m
voor de kruising naar de Jan Durkspolder.
Amersfoort
192.5 - 570.5
Biotische index 3
Gerande
oeverspin (een wolfsspin) Dolomedes fimbriatus
Laccophilus minutus
Eironde
watertor (Hyphydrus ovatus)
bloedzuiger
Grote
watertreder (Haliplus fulvus )
Gewone
hoornschaal, ook bij veel andere monsterpunten gevonden. (Sphaerium corneum)
Duikerwants
(Cymatia)
D
III Tussen parkeerplaats en de vogelkijkhut van de Jan Durkspolder.
Amersfoort
193.0-570.5 of SBB 11-13-35
Biotische index 7
Bootsmannetje
larve (Notonecta larve spec)
Gewoon
bootsmannetje Notonecta glauca
Twee
verschillende soorten kokerjuffers.
muggelarven
10
heel
veel (1000) kikkervisjes
libellen
: Coenagrion pulchellum variabele waterjuffer Lestes spec Schildpantserjuffer
(spreidvleugeljuffer)
Ischnura elegans Lantaarntje
poelslak
E, Einde
Veenweg
(B430;
E) Amersfoort 191.49-573.42
E , 14 mei 1995
Einde
veenweg (bij Earnewarre/-sleat) lag een moerasje aan de oostkant 191.49-573.42
Aan
het einde van de Ds van Veen weg aan de rechterkant (kant van het ooievaarstation)
lagen nog 3 plassen
Oppervlak Het
moerasje bestond uit drie Veenplassen van 30 bij 10
Begroeing veel
riet,(trilveen, veel) echte koekoeksbloem,, pinksterbloem,
moeraszuring,
gele plomp, onbeschaduwd, gele lis, moerasvaren, oeverzegge, moerasviooltje,
kale jonker
Biotische index 7
Haliplus ruficollis
Haliplus sp (Haliplinus)
Agabus unguicularis
Agabus undulatus
Agabus undulatus ( larve )
Anacaena lutescens
A. limbata
A. globulus
Colymbetes fuscus
Cymbiodyta marginella
Enocharus coarctatus
E. affinis
E. testacea
Helochares obscurus
Helophorus aequalis
H. aequalis/aquaticus
H. brevipalpis
Hydrovatus cuspidatus
Hydrochara caraboides kleine
pikzwarte watertor !!
Hygrotus decoratus
Hydroporus angustatus
H. striola
H. incognitus
H. scalesianus
Laccobius bipunctatus
Laccobius minutus
Noterus crassicornis
Spercheus emarginatus
Spercheus emarginatus larve
Het
riempje Bathyomphalus contortus
platwormen
Corixa punctata
waterroofkeverlarve
Helobdella stagnalis :
tweeogige bloedegel
Mollusken
:
kapslakken
op landbouwplastic (Acroloxis lacustris),Glanzige schijfhorenslak Segmentina
nitida, riempje Bathyomphalus contortus,Grote diepslak Bithynia
tentaculata, Draaikolkschijfhorenslak Anisus vortex, Gewone schijfhorenslak
Planorbis planorbis
F, Wikelslan
Monsterpunt F 0 B 425 14 mei 1994
Moerassig veenmosrietlandje vlak achter 'de Reidplum',
bij ooievaarsstation.
AC
191.84-572.48
Kleine
poeltjes in veen
mosrietland
Sphagnum, Carex paniculata,pluimzegge
Phragmites austria, Peucedanum palustre, Moerasvarens,
vnl onbeschaduwd.
Biotische index 5
Dit
monsterpunt wordt vertekend door het niet noteren van de insectenlarven
Hygrotus decoratus 3
Hydroporus angustatus 2
Hydroprus erythrocephalus 1
H.
scalesianus 5
H. striola 1 vrouw
H. umbrosus 1 vroue
H. neglectus 3 mann
Noterus crassicornis 1 man
Hydraena palustris 1
Cercyon ustulatus 1
C. convexiusculus 3
Limnebius aluta 1
Coelostoma orbiculare 2
Chaetharthria seminulum 2
Enochrus coarctatus 1
vrouw
Cymbiodyta marginella 4
Anacaena globulus 1
A. lutescens 5
A. limbata 1
Dryops anglicanus 1 vrouw
wantsen
Hebrus ruficeps 2
Microvelia umbricola 1
vrouw
2e
dag, Zaterdag 14 mei
Monsterpunt
F 1 of Barend B 426
Tweede
monsterpunt over het voetpad, in groot bos ven 191.87-572.49
Naam
plaats : Bezoekerscentrum bosplas
Vijver
op 50m achter het ooievaarsstation ondiep, riet, veel modder en vrij groot.
Niet die vijver die helemaal 'droog' stond pal achter het bezoekerscentrum.
Amersfoortcooordinaat:191.87-572.49
Plantengroei
: Bitterzoet, snavelzegge ? pluimzegge, lisdodde, moerasvaren, puntkroos,
els, braam, wilg, riet
Vijver
was ondiep maar wel groot: 100 m bij 30 m.
Biotische index 6
Haliplus cf ruficollis 1
vr
Hygrotus decoratus 3
Hydroporus angustatus 2
H. umbrosus 1
H. melanarius 1
H. striola 2 mannetjes
H. neglectus 1 vro
H. palustris x
Copelatus haemorrhoidalis 1
Limnebius aluta 1
Anacaena limbata 3
A. lutescens 1
A. globulus 2
Cymbiodyta marginella 2
Cercyon convexiusculus 2
roofkeverlarve
waterpissebedden
Asellus spec
Platworm
Dugesia lugubris de
'pikzwarte platworm' of 'lugubere glijer'
waterspin
(Argyroneta aquatica)
erwtenmossel
Pisidium sp
Hydroporuslarve derde
stadium
Erobdella octoculata
achtoogige
bloedegel
keverlarve
Scirtidae
Planorbis planorbis
Hydraena palustris
F2
Barend 427, Kuierpad
Bij
richtingaanwijzer 'kuierpad', Op een kruising 192.02-572.40
Hierna
werd het kuierpad verder achtergelopen (100 m) naar de bekende wegwijzer waar
twee maal het bord stonde met 'kuierpad'
Hier
is een vrij brede (3m ) poldersloot.
begroeiing
pijpestrootjes, riet, moerasspirea (wijst op beginnende verrijking) puntkroos,
zompzegge (wijst op verzuring) , pluimzegge, wateraarbei, moeraszuring
Amersfoort
192.02-572.40
Biotische index 7
Haliplus cf ruficollis 7
man
Haliplus cf subg Haliplinus
Laccophilus sp.
Planorbis planorbis Gewone
schijfhorenslak
Erwtemosseltje
(Pisidium spec)
Laccophilus spec
Dugesia lugubris
Enochrus testaceus 1+1
Enochrus quadripunctatus
Noterus crassicornis 1
Enochrus coarctatus 1+1
Spercheus emarginatus
Cyphon coarctatus
Coelostoma orbiculare 1
Hydrovatus cuspidatus 2+1
Anacaena lutescens
3 EXX+3
Cymbiodyta marginella
1
Hydroporus umbrosus 1+1
H. tristis
H. pubescens
Gyrinus marinus Schrijvertje
Helophorus aequealis/aquaticus
H. brevipalpis
Laccobius minutus
2 EXX+1+1
Hygrotus decoratus 1
Copelatus haemorrhoidalis 1
Helochares obscurus
3 EXX + 2
Hydrobius fuscipes (roodpootwaterkever
)
Het
riempje Bathyomphalis contartus
draaikolkschijfhoren
Anisus vortex
gewone
poelslak Lymnaea stagnalis
gerande
oeverspin Dolomedes fimbriatus
gewone
hoornschaal(schelp)
Segmentina nitida glanzende
schijfhoren
gewone
posthorenslak
Moeraspoelslak
Stagnicola palustrus complex
kikkervis
F3,
Kuierpadroute,
B 428
Amersfoortcooordinaat:
191.83-572.85
Poldersloot
ongeveer 3,5 m breed en 0.5 m diep.
300
m ten Noordwesten (?) van het ooivaarsbuitenstation sla je een prive weg in
naar een wit huis waarvan de ramen volledig met tralies afgesloten zijn.
Dit monsterpunt bevindt zich precies op een (NW ?) hoek van het kuierpad in
het Wikelan. Kwamen veel mensen langs.
Bij
witte huisje in west hoek van Wikelslan, bij wandelroute 191.83-572.85
Plantengroei
: vrij kale rand met pinksterbloem, geen waterplanten, holcus (witbol)gras,
hennepnetel, veldzuring, pitrus, veenwortel
Biotische index 7
Enochorus coarctatus
Graphoderes cinereus
Graptodytus pictus
Haliplus ruficollis
Haliplus sp.(ruficollis groep)
Hygrotus decoratus
Hygrotus inaequalis
Hydroporus umbrosus
Hydroporus neglectus
Hydrobius fuscipes
Caenis spec
Laccophilus minutus
Gerris spec
Sigara distinctata
Noterus crassicornis
Rhantus frontalis 2
exx.
Hebrus pusillus
Cymatia coleoptrata
Gewone
schijfhorenslak Planorbis planorbis
Posthorenslak
Planorbis corneus
muggelarven
geelgerande
waterkeverlarve Dytiscus
Anaceana sp.
Sigara sp.
Corixa punctata (Een grote
forse duikerwants)
kleine
diepslak Bithynia leachi
F4,
Over
de 'kuier'sloot in de nieuwe woeste grond tussen de Ds veenweg en 'Earnsleat'.
Amco
191.77-572.82, B 429
Het
monsterpunt lag in een poldersloot die haaks laag op de sloot van het vorige
monsterpunt. Een wit huisje met tralies voor de ramen keek uit op dit
(volgens een bordje) 'Overig natuurterrein'.
1,5
m breed Diepte ondiep
Begroeiing pitrus gras,
veldbeemd. Veel algen groei in het water, maar niet oppervlakte bedekkend.
Slootkant recent afgestoken. Aan slooteinde groeiden mannagrassen (Glyceria)
van de oever af het water in. Verder nog Klein kroos.
Biotische index 6
Anacaena lutescens
Agabus sturmii
Agabus undulatus (zigzagstreepje)
Cymbiodyta marginella
Gyrinus marinus
Haliplus fulvus
Haliplus sp (sg
Haliplinus)
Hygrotus decoratus
Hydrobius fuscipes
Hydroporus palustris
Hydroporus erythrocephalus
Ilybius guttiger
Noterus crassicornis
Rhantus exsoletus
Sigara spec
Notonecta sp. larve
H. angustatus , umbrosus, neglectus,
pubescens en H.striolata
Paardebijter
(libel) Aeshna mixta
Spitse
moerasslak Viviparus contectus
G, Jan Durkspolder
A-cooordinaat:
192.8-570.3
Midden
tussen vogelkijkhut Jan Durkspolder en Krusdobbe, bij een duiker in een dam.
Dit was een boerensloot met veel waterplanten.
Plantengroei
: lisdodde, riet, pitrus, egelskop, puntkroos, klein eendekroos
diepte
: ondiep, 75 cm
Amersfoortcooordinaat:
192.8-570.3
Biotische index 8
Bronblaashoornslak
Physa fontinalis
Grote
diepslak (Bithynia tentaculata)
veel
Gewone
schijfhoorn Planorbis planorbis 1
Draaikolkschijfhoorn
(Anisus vortex) veel
Jonge
snoek II
Bloedzuiger
spec (geen tabel)
waterpissebed
Asellus spec
Hygrotus inaequalis
Noterus sp III
Anacaena spec.
Staafwants Ranatra linearis
VII
Corixa punctata (duikerwants)
Ovale
poelslak Radix ovata I
Grote
Graphoderus (roofwaterkever)
eironde
watertor Hyphydrus ovatus
platte
waterwants II Ilyocoris cimicoides
kokerjuffers
IIII
Schrijvertjes
VII Gyrinus marinus
duikerwantsjes
Sigara spec
H
Wikelslan
H I Wikelslan (Torenvalk) 1e dag, Vrijdag 13 mei 1994
Amersfoortcooordinaat:
192,6-572,6
SBB
11-13-33-'33'
Bij
een weg naar Earne woude, de 'Feanters dijk' Hier is op drie punten gemonsterd.
Het eerste punt bevond zich qua hoogte na de vogelwaarnemingshut en na de
Kaoidijk
Plantengroei
: De sloot was begroeid met riet en was net uitgediept, begroeing was
vrijwel niet aanwezig. (kaal). Op veel plaatsen was niet eens riet begroeiing.
Vnl kale oevers en geen waterplanten.
Diepte
: Ondiep, 30 cm
Biotische index 7
waterspin
Argyroneta aquatica
Riempje
(slak) Bathyomphalus contortus 4
kapslakje
Acroloxus lacustris
kleine
diepslak Bithynia leachi V
Anacaena spec.
extreem
veel watervlooien
Graphoderes spec.
waterroofkeverlarve
van de grote waterroofkever (Dytiscus spec)
duikerwantsjes
(Scirtidae) en Sigara bootsmannetjes (te jong)
haftelarven
(veel)
mijten
(vier)
waterpissebedden
Asellus 4
watertredertje
Haliplus
kikkervisjes
Graptodytes pictus
Laccophilus minutus (meegenomen)
platwormen
3
libellenlarven
eironde
waterkever (Hyphydrus ovatus)
grote
poelslak Lymnaea stagnalis
draaikolkschijfhoren
slak Anisus vortex
bloedzuiger
eenoogkreeftjes
H II Wikelslan (Torenvalk)
II
Nu
in Wikelslan zelf bij een dam bij een plas. De rand van de plas zat vol met
alg. De begroeing bestond uit vnl pitrus, riet en alg. De voormalige landbouwgrond
zag er erg voedselrijk uit.
Amersfoortcooordinaat:
192,3-572,4
Plantengroei
: Voedselrijk met alg en pitrus de rest was onbedekt (kaal)
diepte
: Ondiepe plas (20 cm) met niet-steile wanden. Grootte : 10 m bij 60 m
Biotische index 7
kleine
visjes , heel veel tiendoornige stekelbaarsjes ? , tientallen
duikerwantsen
Grote
waterkever
Sigara spec
larven
van de Sigara (duikerwants)
slaapslak (Aplexa hypnorum)
Hydroporus erythrocephalus
keverlarve
Libellula (depressa ?)larve
Platbuiken
Sigara falleni duikerwants
Anisoptera larve Libellula
of Orthetrum
Erythromma larve (?)
Andere
jufferlarve (Ischnura ?)
Bithynia tentaculata (Grote
diepslak)
Anisus vortex Draaikolkschijfhoren
Physa fontinalis Bronblaashoren
Gyraulus
albus Witte schijfhoren
Caenis sp larve
Helobdella stagnalis Twee
ogige bloedzuiger
Lymnaea stagnalis Gewone
poelslak
I Sanemar I, Zandmeer
3
monsterpunten op Sanemar (Het 'Zandmeer') van Chris
Amersfoort
190.8-571.2 of SBB 11-13-41-45
Datum 12-5-94 Excursies
Chris
Naam Plaats Sanemar
plaats No 1 Chris Sanemar
Oppervlak Groot meer bij
Eernewoude
Diepte midden op het meer
, 1.5 m diep
Begroeing geen vegetatie,
veel zwarte modder, geen waterbeestjes
Biotische index 0
I 2 Sanemar
Naam Plaats Sanemar, Datum
12-5-94
Excursies Chris
Oppervlak Grootmeer bij
Eernewoude
Diepte Rietkraag langs het
meer , 0-30 cm
Begroeing Riet vegetatie,
veel zwarte modder,
Biotische index 6
vijverpluimdrager
Valvata piscinalis
vedermuggelarve
(Chironimidus thumiplomosus)
moeraspoelslak
Lymnaea palustris
waterpissebed
Asellus spec
vlokreeft
watermijt
groene
kikker larve
duikerwantsen
(familie Corixidae)
misschien
Cymatia bonsdorfii
driehoeksmossel
(Dreissenia polymorpha)
kleine
diepslak Bithynia leachi
bloedzuiger
geslacht Erpobdella
Lestes viridis (Schildpantserjuffer)
larve
voorntje
I 3 Sanemar
Excursies Chris, Datum
12-5-94,
Code plaats No 3 Chris
Sanemar
Oppervlak Grootmeer bij
Eernewoude
Diepte Eilandje midden in
het meer , 0-30 cm
Begroeing Riet vegetatie,
veel zwarte modder,
Biotische index 6
kokerjuffer
(Lymnephilidae)
watermijt
eenoogkreeftje
vijverpluimdrager
Valvata piscinalis
driehoeksmossel
grote
diepslak Bithynia tentaculata
tubifien
muggelarven
André
H
e-mail
:050-(3)140012
[1].
Molinia caerula (caerula=blauw). Dit gras is blauwkleurig en mede verantwoordelijk
voor de naam 'blauwgrasland'. Andere planten die ook een blauwgroenige kleur
hebben en in blauwgraslanden voorkomen zijn de blauwe-, blonde- en zwarte
zegge, tandjesgras en reukgras.